Kwadrantenschema: Innovatie in kaart brengen

Het kwadrantenschema is een manier om scherper te kijken naar de innovaties die we op gang brengen en om betere keuzes te kunnen maken. Het gaat hier vooral over innovatie op het niveau van praktijken en van de organisatie. Dit schema situeert innovatie ten opzichte van twee spanningsvelden, twee continua.

Twee spanningsvelden

Het eerste spanningsveld gaat over de mate waarin innovaties ingrijpen in de kern van de organisaties of praktijken. Het strekt zich uit van ‘wat we al deden, anders doen of uitbreiden’ tot ‘echt iets anders doen’. Aan de ene kant gaat het over aanbouwen, renoveren, verbouwen, waarbij vooral geprobeerd wordt om de bestaande ambities op nieuwe manieren te realiseren, door aan de werking dingen toe te voegen die compatibel zijn met de bestaande werking.

De andere kant is innovatie die de organisaties uitdaagt tot in hun kern. Bijvoorbeeld: werken met buurten in plaats van de klasssieke ledenvereniging. Of het klassieke cursorische vormingswerk verlaten voor allerlei vormen van educatieve projecten. .

Het tweede spanningsveld gaat over de mate waarin vernieuwingen verlopen volgens een klassiek en weloverwogen managementdenken – probleem vaststellen, innovatieve oplossingen bedenken, eventueel experimenteren en implementeren – ofwel: ‘planmatige innovatie’, dan wel gewoon als het ware ‘verschijnen’ – als gevolg van toevallige keuzes, van passies van enkele mensen, van reacties op wat zich aandient: ‘inspelende innovatie’. In die gevallen zie je vaak pas achteraf dat innovatieve praktijken tot stand zijn gekomen.

Kwadrantenschema innovatie

In die twee spanningsvelden ontstaan nu 4 kwadranten, die kunnen helpen om innovatieve praktijken en innovaties in organisaties beter te plaatsen. Die kwadranten kunnen we benoemen met behulp van de begrippen enkel-lus innovatie en dubbel-lus innovatie:

  • Enkel-lus innovatie, waarbij geprobeerd wordt om een vernieuwend antwoord te vinden om aan dezelfde doelstellingen te werken.
  • Dubbel-lus innovatie, waarbij de uitgangspunten achter de doelstellingen en de strategie zelf mee in vraag worden gesteld en in het innovatieproces worden betrokken.

Hoe helpt dit kwadrantenschema om naar innovatieve processen in praktijken en organisaties te kijken?

Op de Level 2 studiedag van 14 december 2012 hebben we de proef op de som genomen. Op de vraag hoe dit schema helpt om naar de eigen praktijken te kijken, antwoordden verschillende deelnemers bevestigend.

Het schema helpt om fundamenteel na te denken over het socioculturele aspect van de werking. Het gaat niet enkel om het bereiken van een publiek, maar om het realiseren van onze kerndoelstellingen van educatie, maatschappelijke activering, gemeenschapsvorming en of cultuurbeleving. Het schema helpt bij het maken van een onderscheid tussen het directe belang van de eigen organisatie enerzijds, en de maatschappelijke bijdrage die we als organisatie willen leveren anderzijds. In plaats van bepaalde zaken exclusief vanuit het perspectief van onze eigen organisatie of sector te bekijken, is het beter om de blik open te trekken en samen te werken met andere organisaties. Het afstand doen van eigenaarschap om in een cocreatief proces te stappen met anderen, ligt vaak wel gevoelig.

Het onderscheid tussen enkel-lus en dubbel-lus innovatie helpt om de impact en de relevantie van innovatieve projecten in te schatten. Niet elk nieuw project dringt door tot de kern van de organisatie. Vergelijk met de klassieke jeugdverenigingen en de opkomst van de jeugdhuizen in de jaren ’70. Dat was een echt nieuwe vorm, innovatie van de kern, die een werkelijk nieuw antwoord gaf op de vraag naar hoe jongeren zich organiseren. Niet dat enkel-lusinnovatie op zich negatief is: projectmatig werken biedt de mogelijkheid om te experimenteren, van onder uit te werken, en geleidelijkaan naar de kern van de organisatie op te schuiven.

Het decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk is in deze contekst een tweesnijdend zwaard. Aan de ene kant werkt het belemmerend omdat experiment en innovatie niet direct gehonoreerd worden. Anderzijds kan het ook argumenten en prikkels opleveren om nieuwe projecten, bijv. intercultureel werken, te introduceren die er zonder zo’n externe prikkel misschien niet zouden komen. In de praktijk lijkt het dan om enkel-lus te gaan, maar je kan van daaruit wel degelijk een dubbel-lus strategie opbouwen.

Hoe kunnen we sterker inzetten op dubbele-lus innovatie?

Het benoemen, het zichtbaar maken van het innovatieve karakter van een praktijk is belangrijk. Je probeert mensen innovatie te laten (h)erkennen, en daar draagt het kwadrantenschema zeker toe bij.

Een tweede aandachtspunt is het stimuleren van beweging van onderaf. De innovatie komt nu nog te veel van boven. Om de achterban mee nemen in het proces, valt veel te zeggen voor een ‘stap voor stap’-benadering. Het ACW-bewegingsproject illustreert dit. Er zijn mensen vrijgesteld om nieuwe dingen te proberen. Vervolgens stelt zich de vraag hoe dit wordt teruggekoppeld. Hoe wordt daar verder mee omgegaan? Hoe gaan we bij onze ‘klassieke’ vrijwilligers een draagvlak creëren voor vernieuwing?

Organisatiecultuur speelt bij dit alles een grote rol: is er ruimte om te experimenteren, zijn mislukkingen toegestaan? Er wordt immers vaak ook ‘en stoemelings’ vernieuwd. Daarvoor heb je alertheid nodig om die te (h)erkennen, en ruimte om die verder te ontwikkelen. Er is wel degelijk spontane innovatie bezig aan de basis. Maar om dat te registreren moet je wat speurwerk ondernemen, om het daarna naar de kern van de organisatie te kunnen brengen.

>> Bekijk de presentatie in de innovatiewiki.

Laat wat van je horen

*